BEGROTING 2020

Financiële ontwikkelingen

Dit hoofdstuk laat zien hoe de begroting 2020-2023 financieel is opgebouwd. Vertrekpunt is het laatste door uw raad vastgestelde meerjarenperspectief. Vanuit dat vertrekpunt wordt stap voor stap toegewerkt naar het eindsaldo van de begroting. Doel van dit hoofdstuk is het inzichtelijk maken van de keuzes die gemaakt zijn in deze begroting en de wijze waarop die keuzes de begroting financieel hebben vormgegeven.

1.3.1 Vertrekpunt begroting 2020-2023
Het vertrekpunt van de begroting 2020-2023 is de actuele stand van de lopende begroting. Hierin zijn de raadsbesluiten tot en met juli 2019 verwerkt. Daar hoort ook bij de Voorjaarsnota, waarin wij voor het laatst een meerjarig saldo aan uw raad hebben gepresenteerd.

 Vertrekpunt Begroting 2020-2023

2020

2021

2022

2023

Saldo primitieve begroting 2019

-459

-655

-13

-402

Begrotingswijzigingen t/m juli excl, Voorjaarsnota

76

76

101

101

Voorjaarsnota 2019 (incl. amendement musea)

42

8

-26

-26

Vertrekpunt meerjarenbegroting 2020-2023

-341

-572

60

-327

bedragen x € 1.000

1.3.2 Uitwerking van de uitgangspuntennotitie 2020
In juli van dit jaar heeft uw raad onze uitgangspuntennotitie 2020-2023 (UPN) vastgesteld. In die notitie presenteerden wij aan u de financiële en beleidsmatige uitgangspunten waar we de begroting 2020-2023 op wilden baseren. Alle in de UPN opgenomen uitgangspunten zijn in de begroting uitgewerkt. Wat de gevolgen zijn van die uitwerking brengen we hieronder in kaart en lichten we daarna punt voor punt toe:

Uitwerking UPN in de begroting

2020

2021

2022

2023

Algemene uitkering

-654

-347

-186

-217

Loonkostenontwikkeling

746

818

818

818

Inflatie lasten

8

12

19

41

Inflatie baten

-16

-16

-16

-16

Verbonden Partijen

234

206

206

206

Onroerendzaakbelasting (OZB)

-169

-169

-311

-311

Overige belastingen

-209

-209

-209

-206

Totaal uitwerking UPN

-61

295

321

316

Saldo begroting 2020-2023 na uitwerking UPN

-401

-277

381

-11

Algemene uitkering
Wat de algemene uitkering betrof, hebben we ons in de UPN tot de inflatiecorrectie beperkt. De meicirculaire was ten tijde van de UPN nog niet uit, de taakmutaties (veranderingen in specifieke taakbudgetten van het Rijk) en de beleidskeuzes (onze vertaling naar gemeentelijke budgetten) waren nog niet bekend. Nu is dit wel het geval, de meicirculaire is in de begroting verwerkt.

Algemene Uitkering

2020

2021

2022

2023

Meicirculaire: verschil t.o.v. dec. circulaire

-1.217

-1.048

-578

-614

Meicirculaire: beleidskeuzes (n.a.v .taakmut.)

563

701

392

397

Gevolgen voor begroting 2020-2023

-654

-347

-186

-217

We zien dat de meicirculaire een aflopend voordeel tot gevolg heeft in de begroting. De belangrijkste oorzaken van het aflopende voordeel zijn de beperking van de compensatie op Jeugd (in 2020 en 2021 compenseert het Rijk ons, in 2022 en 2023 niet) en de negatieve ontwikkeling van het accres. Meer hierover is te lezen in de bijlage bij deze begroting over de meicirculaire.

Loonkostenontwikkeling
In de UPN hielden we rekening met een loonontwikkeling van 3,2%. Op een loonsom van € 15.000.000 is dat € 480.000. In de begroting 2020-2023 zien we een totale loonontwikkeling van € 746.000 in 2020 en € 813.000 in de jaren daarna.

Loonontwikkeling

2020

2021

2022

2023

Ontwikkeling loonkosten Begroting

746

818

818

818

Ontwikkeling loonkosten UPN

480

480

480

480

Gevolgen voor begroting 2020-2023

266

338

338

338

De verschillen komen als volgt tot stand:

Verklaring van het verschil

2020

2021

2022

2023

Lasten die meegaan in doorbelasting grexen

122

122

122

122

Secundaire budgetten (opleiding, weth.pens.)

75

75

75

75

Salarisverschillen a.g.v. verloop en bezetting

69

141

141

141

Totaal

266

338

338

338

Inflatie lasten en baten
In de UPN hebben we gerekend met een prijsinflatie van 1,5% op het totaal aan baten en lasten. In de begroting zijn we meer in detail nagegaan welke budgetten wel en welke geen indexatie behoeven. Met name aan de lastenkant is voor een aantal budgetten indexatie om diverse redenen achterwege gebleven.

Verbonden Partijen
Voor de bijdragen van verbonden partijen zijn we in de UPN uitgegaan van de op dat moment bekende concept-begrotingen. Daar waar deze niet voorhanden waren is een gewogen gemiddelde van de 'Bunnik-norm' toegepast. In de begroting 2020-2023 zijn de vastgestelde begrotingen van de verbonden partijen verwerkt.

Verbonden partijen 

2020

2021

2022

2023

Ontwikkeling begroting

234

206

206

206

Ontwikkeling UPN

160

160

161

161

Totaal

74

46

45

45

Het verschil komt als volgt tot stand:

Verklaring van verschil

2020

2021

2022

2023

Veiligheidsregio VRHM, cf Vastgestelde begroting

74

46

45

45

Totaal

74

46

45

45

Belastingplan
De OZB stijgt met de inflatie (1,5%) en de areaaluitbreiding. Daarbovenop stellen wij voor 2022 een stijging van de OZB voor die samenhangt met het wegvallen van de precariobelasting op leidingen. Oasen betaalt jaarlijks € 142.000 precariobelasting voor het leidingstelsel. Die kosten belast Oasen rechtstreeks door aan de huishoudens via de waterrekening. Met ingang van 2022 verdwijnt de doorbelasting van de waterrekening en worden de gemiste opbrengsten bij de gemeente gecompenseerd door € 142.000 aan extra OZB.

De rioolheffing stijgt conform beleid met de inflatie en de afgesproken jaarlijkse 1,23%. De afvalstoffenheffing stijgt sterker. Door de stijgende kosten van inzameling en verwerking (Cyclus) van in totaal circa € 220.000 stijgt het tarief naast de inflatie van 1,5% met 6,6% extra. In de paragraaf lokale heffingen gaan we hier dieper op in.

1.3.3 Beleidskeuzes 2020-2023
Na de uitwerking van de grote lijnen van de UPN zijn in de begroting 2020-2023 specifieke beleidskeuzes gemaakt. Hieronder zijn de totale financiële gevolgen van die keuzes opgesomd. Voor een nadere toelichting verwijzen we hier naar de financiële toelichtingen op de programma's, waarin de beleidskeuzes en de financiële gevolgen daarvan per programma in kaart worden gebracht.

Beleidskeuzes begroting 2020

2020

2021

2022

2023

Programma 1

208

122

122

232

Programma 2

224

151

143

75

Programma 3

-50

-7

-471

-21

Programma 4

180

20

20

20

Programma 5

447

159

155

155

Programma 6

-30

-30

-55

-105

Totaal beleidskeuzes

978

415

-86

356

Saldo begroting 2020-2023 na voorstellen

577

137

295

341

1.3.4 Financiële techniek
Na de uitwerking van de UPN en de beleidskeuzes, is ook de financiële techniek bijgewerkt. Het gaat om bijwerking van de kostenverdeelstaat, de staat van investeringen en de mutaties in de voorzieningen. Dit heeft onderstaande gevolgen:

Financiële techniek

2020

2021

2022

2023

Mutaties n.a.v. KVS (doorbelasting grexen)

-464

-464

-464

-464

Mutaties n.a.v. bijstelling kapitaallasten

-192

60

166

116

Mutaties n.a.v. bijstelling voorzieningen

-12

-15

-30

-16

Totaal financiële techniek

-668

-420

-328

-364

Saldo begroting 2020-2023 na financiële techniek

-92

-282

-33

-23

Toelichting
Mutaties n.a.v. kostenverdeelstaat: de kostenverdeelstaat (KVS) wordt gebruikt voor de verdeling van personeelslasten en overhead. De toerekening van deze lasten aan het grondbedrijf (grexen) heeft een saldo-effect, omdat de kosten van het grondbedrijf worden terugverdiend door grondverkopen. De begroting kent een historische doorbelasting aan het grondbedrijf. Deze wordt ieder jaar vermeerderd of verminderd, al naar gelang de actuele capaciteitsbehoefte in het grondbedrijf. Gelet op de toename van activiteiten in het grondbedrijf is het niet verbazend dat er voor 2020 een vermeerdering van de historische doorbelasting plaatsvindt.
Mutaties n.a.v. bijstelling kapitaallasten: bijstelling van de kapitaallasten vindt plaats doordat geplande investeringen eerder of later worden uitgevoerd dan begroot, of duurder of goedkoper uitvallen. Het eerstvolgende begrotingsjaar laat meestal een meevaller zien omdat investeringen meestal niet eerder maar later worden gerealiseerd dan gepland. Kapitaallasten verschuiven dan een jaar naar de toekomst, waardoor in het eerstvolgende jaar een voordeel ontstaat.
Mutaties n.a.v. bijstelling voorzieningen: de jaarlijkse bijstelling van plannen en activiteiten waar een voorziening voor bestaat leidt tot aanpassing van bestaande stortingen en onttrekkingen in of aan de betreffende voorzieningen. Het aanpassen van bestaande stortingen/onttrekkingen in de begroting heeft een saldo-effect.

1.3.5 Recapitulatie saldo begroting
Alle ontwikkelingen die hierboven staan omschreven worden hieronder nog eens gerecapituleerd. Na verwerking van de financiële gevolgen van alle ontwikkelingen ontstaat een begroting met een meerjarig sluitend saldo.

Recapitulatie

2020

2021

2022

2023

Vertrekpunt meerjarenbegroting 2020-2023

-341

-572

60

-327

Totaal uitwerking UPN

-61

295

321

313

Totaal beleidskeuzes

978

415

-86

356

Totaal financiële techniek

-668

-420

-328

-364

Saldo begroting 2020-2023

-92

-282

-33

-23

ga terug